Het is even voor elven op een zondagavond als ik op het volgende facebookberichtje stuit: “Vanavond helemaal gratis in de Zwarte Ruiter: NOBUNNY! Het is wel een zondag, maar altijd leuk om mannen in ondergoed te zien.” Ik ben het daar helemaal mee eens. Daarom draai ik het clipje ‘Boneyard’ – krap twee minuutjes energieke punk ‘n’ roll – en fiets richting de Grote Markt. Opwarmer The Peptones speelt een fijne set, maar het wordt steeds later en de Zwarte Ruiter gaat vroeg dicht. Komt Nobunny nog wel? Jawel, ze komen. En hoe. Als ik buiten een biertje drink met mijn rokende gezelschap komt frontman Justin Champlin in vol tenue aanlopen. Wel, meer halvol, getooid in niets dan een rode onderbroek, leren jack en afgeragd konijnenmasker. Het is tijd om naar binnen te gaan.
“This is not funny, this is no bunny” kondigt Champlin aan als de band zich op het krappe podium van de Ruiter heeft verzameld. Hij mag dan een belachelijke outfit aan hebben, ‘funny’ zou ik het optreden niet willen noemen. Champlin rolt vanaf de eerste tonen over het podium, douwt zich een weg door het publiek, schreeuwt in de gezichten van de aanwezigen en schopt tegen de apparatuur. De band speelt opgevoerde rock ‘n’ roll met de nodige punkenergie en bijzonder aanstekelijke refreinen. De nummers zijn leuk, maar eigenlijk eist Champlin alle aandacht op – Nobunny was dan ook jarenlang een eenmansact. Zangers die aan de legendarische Lux Interior refereren komen meestal niet verder dan een beschamende imitatie. Champlin pakt het anders aan: hij gooit alles wat hij heeft in de strijd en hij meent het. Hij klautert op de trapleuning richting het balkonnetje van de Zwarte Ruiter, waar mensen nietsvermoedend een bandje proberen te kijken met een biertje erbij. Nobunny moet daar niets van hebben. Champlin waarschuwt hen: “Come down or go out!”. Het publiek neemt de kreet over tot de bezoekers naar beneden zijn gejend.
Inmiddels zijn de nodige bierglazen in het tumult gebroken en heeft Champlin een scherf in zijn voet. We hebben allemaal weleens wat bloed op het podium gezien, maar Champlin pakt het toch wel wat anders aan dan de meesten. Hij bewerkt zijn borst met glasscherven, zijn lijf vol sneeën en striemen van eerdere optredens van de tour. Een dronken jongen blijft hem ondertussen steeds omhelzen. Ook daar weet hij wel raad mee: “If you touch me one more fucking time I’ll give you a new fucking face”. Oeps. De zanger is nu helemaal door het lint. Het optreden is plotseling voorbij. Een bezoek aan de stoffige Pater voor een laatste biertje is een onoverkomelijke afknapper. Op weg naar huis komen we de band weer tegen bij een pizzazaak op de Grote Markt. Is de man die daar pizzapunten uitkiest werkelijk dezelfde die zichzelf amper een uurtje eerder tot bloedens toe met glas bewerkte? Zonder masker lijkt Chandler op de vroeg kalende Hunter S. Thompson, maar die associatie is niet geheel ongepast: ook de journalist der journalisten was in het bezit van een bezeten alter ego. De muziek op cd valt tegen, natuurlijk, dit is gewoon een fantastische liveband. Ik draag mijn Nobunny T-shirt met trots. Zorg dat je ze live ziet!
Pics: c/o Savage Lady